Het ontstaan van het Uddelermeer en Bleekemeer

Langs de weg tussen Elspeet, Uddel en Garderen liggen kort na Uddel het Bleekemeer (vanaf Uddel rechts van de weg) en daarna het Uddelermeer (links).

In de sage "Het ontstaan van het Uddeler- en Bleekemeer" wordt de herfst in schitterende metaforen beschreven als de strijd die Donar levert met reuzen en de Midgaardslang.

Als Donar de winterreuzen hardnekkig weerstand biedt, besluiten ze om een verbond met de Midgaardslang aan te gaan.
Samen nemen ze het op tegen de dondergod: de reuzen smijten met hagel, de slang klimt in de hoogste eik en blaast haar gif in de hemel. A
ls Donar in de aanval gaat en met zijn bokkenwagen door de lucht rijdt, staat de hele hemel in lichterlaaie en doen de dreunen van zijn hamer de aarde beven.

"Toen hief Thunar den nooit missenden dondermoker
en sloeg hem bliksemend neder op den gesperden slangekop,
met zulk een kracht,
dat het reuzenmonster verpletterd neerzonk
en de moker nog zeven mijlen diep in de trillende aarde drong."

De Midgaardslang was overwonnen, maar Donar had met zijn bliksemvuur tevens zijn eigen doodvonnis getekend. Het gif van de slang begon erdoor te schroeien en bedwelmde de dondergod.
Met een zware klap stortte hij te pletter.
Zijn stuurloze bokken stortten met wagen en al neer op de Donderberg, te Dieren.
Hierna zonk de aarde in zee, blies de zeegod op zijn hoorn en kwam een groot donker schip het lijk van Donar halen.

Nadat de aarde weer droog was geworden bleven twee meren over die zo diep als wereld zijn:
het Uddelermeer (Uttiloch) en het Godenmeer, ook wel Witte- of Bleekemeer geheten.
Aan het Godenmeer werd Donar aanbeden, al zou de "G" de "W" vervangen kunnen hebben, iets wat vaker (onder christelijke invloed) voorkwam.
Dit zou betekenen dat het meer aan Wodan gewijd was.

"…toen Thunars hamer,
die vanzelf weer uit de diepte was opgerezen,
bij het [Uddelermeer] gevonden werd,
stichtte men daar een heilige offerplaats
en brandde er de houtstapels de dooden."

Het Uddelermeer, het graf van de Midgaardslang, werd in zijn voortbestaan bedreigd door het woekerende bos. In 1222 gebeurde er echter het volgende:
"Een helsche vlam sloeg op uit de kolk
en al de vuurduivels wrongen zich naar buiten
(…) hoog langs de lucht lekten loeiend de vlammen,
uit een walmende rook
wrong de geest der reuzenslang zich kronkelend omhoog en vluchtte pijlsnel voort."

Het bos was platgebrand en wat overbleef is de heide, waar de meren nu nog gevonden kunnen worden.




RECHTEN SAMENSTELLING VOORBEHOUDEN
samenstelling: gertjan van wijk

Deze site is een exclusieve productie van:
© NUNSPEET.NET